HulpH ?a Onderpriesters STANDPLAATSEN. g" (buiten beje Pastoors. zwaar van a den lande.) 3 Batavia a ) 1 b) 3 1 5 Cheribon - - c ) - - Satnarang 1 1 1 3 Ambarawa 1 - - 1 Soerabaija 1 1 2 4 Djokjokarta 1 - 1 2 Padang d) 1 1 3 Kotta Radja (Atjeh) e ) l - - 1 Medan (Oostk. v. Sumatra) ƒ). - - - Soengeislan (Banka) 1 - 1 2 Singkawang(W.-Afd.v.Borneo) 1 - - 1 Kendari-baai (Zuid-Celebes) . - ff) - - Menado 1 - 1 Larantoeka (Flores). 1 1 5 7 Maumeri (idem) .... 1 1 •2 4 Atapoepoe (Timor) .... 1 - 1 2 Te zamen. h\ 13 8 i) 15 36

a) Deze geestelijke (aartsbisschop van Sirace, apostolisch vicaris en pastoor van Batavia) is het hoofd der RoomschKatholieke missie in Nederlandsch-Indië. b) Een dezer onderpastoors is waarnemend pastoor. c) De op uit. 1886 aanwezige priester overleed in den loop van 1887. In zjjne plaats was bij het einde des jaars nog niet voorzien. d) Deze onderpastoor hield zich, krachtens eene regeeringsvergunning van April 1887, bij het einde des jaars tijdelijk op te Tandjong Sakti (Benkoelen) ter voorbereiding van eene missie onder de Pasoemah-'oevolking aldaar. e) De standplaats in Atjeh is slechts tijdelijk ingesteld. ƒ) Al sedert het begin van 1884 ontbreekt te Medan een vaste geestelijke. ff) De hulppriester, die sedert het najaar van 1885 aan de Kendaribaai werkzaam was, werd in den loop van 1887 naar elders overgeplaatst en was op het einde vvn het jaar nog niet vervangen.