de prediking van het Evangelie der genade Gods in Christus; want hij ervaart het, zijn arbeid is niet ijdel in den Heer. Die ervaring roept hem toe: *Zaaier, zaai in Gods Naam voort!" En dat willen wij, in weerwil van zooveel, dat tegenover deze groote, krachtige geopende deur, als tegenstand en belemmering moet worden aangemerkt. Wat al betreurenswaardigs, zoowel in als buiten de gemeente, doemt op voor onzen blik, als wij de christenbevolking', in haar doen en laten op den dag des Heeren, plaatsen tegenover de openbare godsdienstoefeningen !

Laat ons echter eerst vernemen, wat uit onderscheidene ressorten gemeld wordt over de opkomst bij de godsdienstoefeningen in het algemeen. Hier vernemen wij: »De belangstelling in de godsdienstoefeningen was, in vergelijking van vorige jaren, tamelijk bevredigend." Elders: »De meerdere opgewektheid deed zich ook kennen in meerdere godsdienstige belangstelling." Voorts: «Over het geheel was de opkomst redelijk, maar wij zouden zoo gaarne die verblijdend noemen. Vooral onder het jongere geslacht, behoudens loffelijke uitzonderingen, is er te veel gebrek aan waardeering van onze openbare evangelieprediking." - (/Toch zijn er vele loffelijke uitzonderingen. Wij kennen ze onder de ouderen, die als Simeon en Hanna, niet uit het bedehuis wegblijven, indien de gelegenheid om opgebouwd te worden in ons allerheiligst geloof wordt gegeven. Onder de jongeren, die niet alleen steeds getrouw kerk en onderwijs bezoeken, doch de blijken geven, dat zij goede hoorders zijn, en bij wie de heiligende kracht des Evangelies in 't leven is waar te nemen. Met welgevallen zien wij zoo menig ouderpaar met hunne kinderen het bedehuis bezoeken, die daardoor toonen, voor die kinderen iets hoogers te begeeren, dan