De Jezuiten beriepen zich nu op de breve van Paus GREGOEius; doch de Franciscaners gaven hun ten antwoord, dat zij niet als geestelijken, maar als gezanten in Japan gekomen waren, en dat niemand hen beletten kon hunne godsdienstplichten te vervullen. Toen nu, eenigen tijd daarna, de gouverneur van Nangasaki de Franciscaner kerk liet sluiten, en op straffe des doods den Japanners verbood het klooster en de kerk te Miaco te bezoeken, beschuldigden de Franciscanen de Jezuiten van de bewerkers van dit verbod te zijn. In 1596 werd een Spaausch schip, dat door tegenwinden op de kusten van Japan vervallen was, door de overheid prijs gemaakt. De bemanning werd door tusschenkomst van de Jezuiten, die haar gedurende eenigen tijd hadden onderhouden, naar Manilla teruggevoerd, uitgezonderd vier Augustijner, een Dominicaner en twee Franciscaner monniken, die als zendelingen in Japan bleven. Te Manilla beweerde men, dat het schip ten gevolge van de inblazingen der Jezuiten was bemachtigd. Zekere monnik schreef een schotschrift, waarin deze bewering op hatelijke wijze werd blootgelegd, en dit geschrift, over Zuid-Amerika naar Europa overgezonden, weldra gevolgd door andere geschriften van gelijken aard, ofschoon dan ook beantwoord door de Jezuiten, door Japanners, door Portugeezen en zelfs door Spanjaarden, strekte tot grondslag voor de beschuldigingen door de tegenpartij tegen de Jezuiten bij den Paus en den koning van Spanje ingebracht. Deze kwamen voornamelijk hier op neder, dat. de Jezuiten, tegen de kerkelijke wetten in, zich door handel schatten verwierven. Toen nu de stuurman van het veroverde schip pogingen aanwendde om het terug te krijgen, daarbij hoog opgaf van de macht van den koning van Spanje, en ten bewijze daarvan eene kaart vertoonde van diens uitgestrekte