Het onderwijs is te hoog opgevoerd voor eene bevolking als de Minahassische. Slechts enkelen zijn geroepen om voort te leeren, en is dit noodig, dan zijn er inrichtingen om voort te bouwen op de grondslagen op de lagere school gelegd. Maar wat mag men op de inlandsche lagere school wachten van rekenonderwijs, niet alleen met gewone breuken, doch zelfs toegepast op ingewiklfelde voorstellen ? Hoevelen zullen nog nut trekken van het Arabisch letterschrift, dat zij met inspanning leerden schrijven en lezen? Behoort zulk ouderwijs, gesteld dat het overal met oordeel gegeven wordt, en de onderwijzer daartoe op de hoogte is, wat vaak veel te wenschen overlaat, behoort znlk onderwijs op de volksschool thuis? Mogen wij daarin niet eene reden zoeken, dat de middelste klasse op de gouvernementsschool weinig bezocht wordt door meisjes, terwijl men in de hoogste klasse zelden nog meisjes vindt? Ik weet wel, dat over 't algemeen het onderwijs voor meisjes nog niet zoo begeerd wordt in de Minabassa, doch het is mede eene waarheid, dat het getal meisjes naar verhouding op de genootschapsschool veel grooter is dan op de gouvernementsschool. Mede kan getuigd worden, dat op enkele plaatsen in de Minahassa, waar de gouvernementsschool de genootschapsschool verving, het getal schoolgaande meisjes zeer verminderde, of geheel verliep.

Bij de oprichting van eene gouvernementsschool zeide mij iemand: //ik stuur mijne meisjes naar de genootschapsschool; die leeren om de Bijbelsche geschiedenis te kennen, en degelijke gemeenteleden te worden, de jongens kunnen eene betrekking erlangen, en hebben dus hooger onderwijs noodig." Deze redeneering moge mank gaan, zij bewijst hoe verkeerd het was, het onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis vau onze gouvernemeutsscholen te weren.