De Minahassa heeft behoefte aan godsdienst. En zij, die meenen, dat ze er wel buiten kunnen, zich te hoog gevoelen in eigen schatting, hebben de gevolgtrekking gemaakt: ook het Gouvernement wil den godsdienst niet, daarom is die op de gouvernementsschool verboden. Dit verbod is zóó streng doorgevoerd, dat menige gouvernementsonderwijzer hard is gevallen, omdat hij ook in de gemeente voorging. De tegenwoordige gouvernementsonderwijzer te Tomohon werd, alvorens hij zijne betrekking aanvaardde, ten zeerste door hoogere schoolautoriteiten gewaarschuwd, bijna op verbod af, zich te onthouden van allen arbeid in de gemeenten.

Het geven van godsdienstig onderwijs (Bijbelsche geschiedenis) op de scholen is zeer noodig. Dit behoeft niet te geschieden door den onderwijzer, ja dit zou op vele plaatsen niet kunnen noch zelfs gewenscht zijn. De Hulppredikers, bijgestaan door de inlandsche leeraars, zullen daartoe gaarne bereid zijn. Door mij werd in der tijd eene poging aangewend voor de gouvernementsscholen in de Hulppredikers-ressorten Tomohon en Tanawaugko, doch dit werd eenvoudig afgeslagen. Later herhaalde ik die poging voor de school te Lotta, en kreeg ten antwoord, dat ik in overeenstemming met den onderwijzer over het schoolgebouw na éénen zou mogen beschikken. Maar men zou barbaar moeten zijn, om de kinderen, die van 8 tot 1 uur in de school hebben gezeten, nog te willen aanmoedigen een uurtje langer te blijven, op het heetst van den dag, na reeds 5 uren onderwijs te hebben ontvangen.

Vraagt men ten slotte mijne meening wat er gedaan zou kunnen worden, dan geloof ik, dat met hetzelfde, ja met minder geld dan tot heden besteed werd, heel wat meer zou kunnen worden uitgericht. Maar daartoe