aandacht van hunne lezers op de geschiedenis der vroegere Hollandsche zending te vestigen, en sommigen van dezen pleiten krachtig voor het hervatten van christelijken arbeid op de Oostzijde van Formosa. Welnu, iedereen zal moeten erkennen, dat het voor het tnoedergenoolschap te uwent, bijzonder gepast zou zijn, zulk een werk te aanvaarden, en mijne vurige bede is, dat binnen kort de afgevaardigden van het Nederlandsche Zendelinggenootschap belangrijke vorderingen mogen maken onder de afstammelingen van hen voor wie gravius, hambroek, van breen, happart en anderen arbeidden en zoo veel doorstonden. Dit zijn namen, die niet vergeten mogen worden, en ik heb menige lange reis op Formosa gemaakt» om de overleveringen in betrekking tot hun werk te verzamelen. Ik weet zeer wel, dat uw aanzienlijk oud genootschap het voorrecht heeft een groot en als van zelf belangrijk werk in de Oost-Indiën te vervullen; doch eenig gering aandeel in de evangelisatie van China zou uw overig werk niet verzwakken, maar veeleer versterken. China zal weldra het groote rijk van het Oosten worden, en er bestaan hoogst gunstige gelegenheden om, voor het tegenwoordige, zendingwerk onder de bevolkingen van dat land over te brengen. Natuurlijk is Formosa het deel, dat belang voor u zou hebben, en daar zoudt gij werken op een' akker, die dagelijks meer belang verkrijgt. Het eiland is thans eene onafhankelijke provincie van het rijk en het ééne groote vraagstuk, dat. de overheden hebben op te lossen, om de onmetelijke hulpbronnen open te leggen, is hoe zij de woeste volksstammen ten onder brengen en vriendelijk kunnen stemmen. Er wordt een bijna onafgebroken strijd gevoerd tusschen die stammen en de Chineezen, doch na mijn veeljarig verblijf op het eiland, en na het bijna in elke richting bereisd te hebben,