een hemd, dat uit de opening van het vest schoot, en waarvan de boorden wanhopige pogingen deden om rechtop te blijven, terwijl een witte das, alias zakdoek of servet, het hemd in toom hield, eu de boorden aan de mouw verdere manehettes overbodig maakten!

Daar stond het manneke, blijkbaar in afwachting welken indruk zijne eerwaardige figuur op ons zou maken. Het zweet gudste langs zijn gelaat.

*Dag, meester! hebt gij ons al lang gewacht?"

„Nog niet heel lang, mijnheer!"

„En waar zijn de kinderen?"

„Daar zijn zij, mijnheer."

De meester wees op één volwassen meisje, grooter dan hij, en met een sarong gedekt tot boven de borst; - verder op eene tweede bank op twee jongens van 12 & 13 jaar, en daar achter op eene andere bank op drie kleinere jongens!

„Zijn dat al de kinderen?"

„Ja, mijnheer!"

„Maar laat mij dan de absentielijst eens zien!"

{Na lang zoeken) „Hier is zij, mijnheer!"

„Hier staan toch meer namen."

„Ja, mijnheer, maar die komen niet."

„Sedert wanneer?"

„O, sedert lang."

//En waarom komen zij niet?"

„Misschien hebben zij er geen lust in."

//En zijt gij hen wel eens gaan opzoeken?"

„Neen, mijnheer!"

„En wat is het grootste getal, dat gij in de school bijeen ziet?"

„Soms vijf."

„En wat het minste?"