uit 8 volwassenen en 4 kinderen, uit de desa Karangpoh. De loerah dier desa, over wien ik met een enkel woord in mijn vorig verslag (1) sprak, betoonde zijne vijandige gezindheid tegenover deze nieuwelingen door woord en daad. Vooral een hunner, met name Pak Naïman, heeft daardoor veel te lijden gehad. Eerst werd hem het gogolschap (het recht van aandeel in de rijstvelden) ontzegd, vervolgens werden de velden hem ontnomen. Toen hij zich daarover bij de bevoegde autoriteit ging beklagen, maakte de loerah hem het leven nog ondragelijker. Telkens en telkens werd op diens last bamboe gekapt uit de omtuining van Pak Naïman's erf. Ten slotte verkocht de loerah dit erf eigenmachtig aan derden, die dan ook feitelijk bezit namen, door er een huis op te zetten, vlak voor dat van Pak Naïman. Gelukkig trad toen het Bestuur tusschen beiden, paal en perk stellende aan genoemde willekeurige handelingen, en Pak Naïman in zijn bezit handhavende.

Het is niet de eerste maal, dat zich dergelijke tegenstand voordoet bij het stichten van nieuwe gemeenten. Men zie hetgeen o.a. vermeld wordt in de Mededeelingen, dl. xxviii , blz. 152, e. v,, aangaande het ontstaan der gemeente te Poelé en Gloendoeng, waarover nader, - en het is niet van belang ontbloot na te gaan de oorzaak van een' tegenstand, die, opmerkelijk genoeg, met de vestiging van bijna elke nieuwe gemeente op Java gepaard gaat; maar die ook bij eenige uitbreiding dier gemeente verdwijnt, om plaats te maken voor waardeering, zelfs toenadering. (2)

In eene desa, waar het leven rustig en eentonig voortglijdt, waar allen even arm zijn, of even rijk, even knap of even dom, waar allen denken of niet denken als eeu

(1) Med. D. XXXII, blz. 289. (2) Med. D. XXXII, blz. 284.