onder-districtshoofd, en had het geluk door eene doelmatige wrijfkuur en aanwending van warme kruiken (daarin door al de christenen om beurten bijgestaan) de hevige krampen tot bedaren te brengen. Hoe geheel anders gaat het soms in de mohammedaansche wereld toe! Zoo vernam ik dat vóór eenigen tijd in eene naburige desa iemand door genoemde ziekte plotseling was overvallen. Al zijne huisgenooten vluchtten, en de man stierf ellendig, aan zijne smarten ten prooi.

Door dit ongewone voorval, kon de kerkinwijding eerst des avonds ten 4 uren plaats hebben. Slechts enkele mohammedanen waagden zich in de kerk, maar daarom heen stond eene talrijke menigte, die nog nooit de blijde boodschap had vernomen. Ten ongeveer 9 uur kwam de geheele desa bij Pak Darimin bijeen. Ook de loerahs en andere dorpsgrootheden uit den omtrek waren genoodigd. Christenen en mohammedanen zaten daar vriendschappelijk bij elkaar. Voorzeker niemand had bij het ontstaan der gemeente Poelé eene dusdanige verbroedering, en dan nog wel bij de inwijding van eene christenkerk, zich durven voorstellen. Naar Javaansch gebruik opende ik den maaltijd met eene toespraak, waarin de reden (përloetié) van het feest werd uiteengezet, en daarna deed de voorganger het gebed met een eenstemming »amin" besloten.

In den werkkring van Kjaï Semsom te Sëgaran, afdeeling Mödjo-kërtö, ontstond de tweede nieuwe gemeente Randoe-rëdjö, eene desa gelegen in eene vrij arme streek. De lieden, die ter plaatse overgingen, behooren echter tot de meest welvarenden en meest ontwikkelden hunner desa. Pak Kamidjö, bij wien ik logeerde, had b.v. de wanden van zijn voorhuis beschoten met kadjongmatten, eene weelde, die ik tot dusverre nog nergens aantrof. Behalve geDoemde Pak Kamidjö, die met geheel zijn gezin overging,