Dit Het de Inlandsche christenen niet eens in hun' ouden toestand, wat het burgerlijk en handelsrecht betreft, maar onderwierp hen in al. 4 van art. 109, met opzicht tot rechten, lasten en verplichtingen «aan dezelfde algemeene, gewestelijke en gemeentelijke verordeningen en instellingen als de inlanders, die het Christendom niet belijden". Aangezien tot die «algemeene verordeningen" zeker het Regeerings-Reglement zelf behoort, moeten voortaan, volgens art. 75 van dat Reglement, op de Inlandsche christenen, evenals op alle inlanders en daarmede gelijk gestelden, door den rechter worden toegepast, niet meer het oude Hollandsche en Romeinsche burgelijk en handelsrecht, maar hunne i/godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken," het geval van vrijwillige of gedwongen onderwerping aan het Europeesche burgerlijk of handelsrecht natuurlijk uitgezonderd.

Nu rijst echter de onoplosbare vraag: Wat zijn de godsdienstige wetten van Inlandsche christenen ? Daaronder dezelfde godsdienstige wetten te verstaan als de wetten der Inlanders of daarmede gel ijk ges tel den , die mohammedanen of heidenen zijn gebleven, is toch al te dwaas. Yoor de Roomsch-Katliolieke inlandsche christenen kan men in. i. moeielijk tot een ander besluit komen; dan dat het kanonieke recht hunne godsdienstige wet is, maar voor Protestanten bestaan geen godsdienstige wetten, die op het burgerlijk en handelsrecht slechts van verre betrekking hebben. Men is dus, om te weten wat ten hunnen aanzien recht is, tot de n volksinstellingen en gebruiken" beperkt, d. w. z. tot het Oud-Hollaudsche en Romeinsche recht, zoo als het in hun midden bij traditie in 1855 werd opgevolgd. Sapieuti sat!

Bij het beoordeelen der gevolgen van gemengde huwelijken, waarbij Protestantsche inlandsche christenen betrokken