alë, arë; ritja (spaansche peper) heet: oeroes, koeloeq, koeloes, kalala, karala en oerai.

De l e pers. enk. is over geheel Rote: aoe;

de 2 e » » u o, ko, ho;

de 3 e » * „ 'ndia, lia, ana, éni;

de l e » meerv. „ ami en ita, ook ai en ita; ook

hai en hita (1); de 2° » „ i, ërae, këmi, kémi, éï, hèi; de 3 e » // h sira, sila, aia, ara.

Dit zij genoeg ter aanduiding.

Elk radjaschap of district wordt bestuurd door een Eadja (Vlanek), die onder zich als tweede hoofd of minister een Fettor (Bobongi of Boboki) heeft. De. titel Fettor is van Portugeeschen oorsprong (2).

De kamponghoofden heeten Toemoekoen. Die naam past wellicht beter op de hoofden van familie, terwijl voor eigenlijke kamponghoofden beter past: Manek garok of Manek korok. De Radja's worden gekozen door de Rijksgrooten, en hebben tot waardigheidsteeken een stok met gouden of zilveren knop, waarop het Nederlandsche wapen.

flunne inkomsten bestaan in de belasting der bevolking opgelegd, en te leveren in natura van stroop, suiker, mais, padi, gierst, kalapa; voorts in opgelegde boeten, die meest op het vee verhaald worden, en eindelijk in de heerendiensten, of hulp bij het bouwen van huizen en het bewerken van den akker, het bewaken van vee, enz.

Soms zit de willekeur ten troon, en beschikt een radja

(1) Met het verschil in beteekenis als in het Maleisch en Minahassisch: kami en kita. (2) In de Minahassa dialecten is Petor (soms Fetor) de titel van den Resident. Kapetoran = de Resident komt.