Sedert 1857 zijn de scholen, allen stichtingen van vroegere zendelingen, door het Gouvernement overgenomen, even als dat in de Molukken het geval was.

Later zijn de zoogenaamde kampongscholen bovendien ontstaan, waarvan er 1 5 worden opgegeven. Zij ontstonden door den wil der radja's, in den tijd toen zij nog boeten mochten heffen.

Tot onderwijzers stellen zij meest aan jongelieden,, die zich onwillig betoonen om deel te nemen aan heerendiensten en andere minder gezochte werkzaamheden, om een récalcitrant minder te hebben.

Van nijverheid zijn nog niet veel sporen. Toch vindt men onder de Roteneezen enkele smeden en timmerlieden, die wel begrijpen, dat zij door hun handwerk een trap hooger staan, dan het gros des volks. Van de goudsmeden van Dao is boven reeds gesproken. Het weven is onder de vrouwen algemeen in zwang. Ook vervaardigt men touw van den gëbang, matten van pandansoorten, onderscheiden soorten van hoofddeksels, gevlochten van bladeren van den gëbang of van pandati. Enkelen houden zich een klein gedeelte des jaars bezig met zoutbereiding.

Hoe weinig en ongeregeld ook, toch is er uitvoer. Dat geldt van rijst, mais, gierst, stroop, suiker, tabak } varkens, paarden en grof lijnwaad.

Ook zond men de kesambi-vrucht (1) vroeger bij pikols (2) naar Timor-Koepang, waar te Oëba, niet ver van Koepang eene fabriek werd gevonden, waar olie uit die vrucht werd geperst. Zij werden te Baii in ontvangst ge-

(1) Eene vrucht als de mannetjes koffijboon.

(2) 1 pikol 61,75 Ned. pond of Kilo.