verkrijgbaar gesteld. Vele leerlingen zijn daarvan dan ook voorzien, en lezen vooraf het hoofdstuk, waarover gevraagd of gesproken zal worden. Voorts leeren de meesten van hen ook steeds een of meer verzen onzer kerkgezangen van buiten, en sommigen zijn in het een en ander zoo getrouw en naarstig, dat ik over hen niet anders dan zeer tevreden kan zijn.

Onder de volwassenen, die zich thans nog meer of minder ernstig tot den Doop voorbereiden, is ook een volbloed Chinees, die reeds in China het een en ander van het Christendom had gehoord, en, vernomen hebbende dat ook hier Chineesche christenen waren, aldra gelegenheid zocht om met dezen in kennis te komen. Sedert bezoekt hij ook ons kerkje, en brengt daar zelfs zijne vrouw mede, wijl hij met haar openlijk tot de gemeente wenscht toe te treden. Daar hij weinig of geen Javaansch of Maleisch verstaat, en ook in het Chineesche schrift niet bedreven is, kan hij slechts nu en dan van zijne eigen landgenooten iets tot zijne verdere onderrichting en vermaning opdoen. Dit zal echter langsamerhand beter worden, hoop ik, zoo hij slechts volhardt in zijn verlangen om den Heer te belijden, van wien ook hij zijn geluk voor tijd en eeuwigheid verwacht.

Ook een andere Chinees verraste ons voor eenige maanden, door het bijwonen van onze bijeenkomsten, en de mededeeling bij die gelegenheid, dat hij reeds jaren geleden iu China was gedoopt. Langen tijd had hij al te Samarang gewoond, voor hij te weten kwam, dat hier eetie kerk is voor inlanders, waar ook Chineesche christenen komen. Thans met deze laatsten persoonlijk bekend, ontmoet hij hen gaarne en spreekt ook wel met hen over de dingen van het Koningrijk Gods. Liefst in het Chineesch, omdat hij met andere talen ook al niet best