is vertrouwd. Of de man daarom ook wel veel meedraagt van het in de kerk gehoorde, moet ik betwijfelen. Toch komt hij daar vrij getrouw. Vroeger maakte hij geen onderscheid tusschen den Zondag en andere dagen der week; thans echter rust hij op den dag des Heeren, naar het gebod. Maar in weerwil daarvan - zoo vertelde hij onlangs met ingenomenheid - levert zijn bedrijf hem tegenwoordig meer voordeel op dan voorheen.

Overigens bleef de Chineesche gemeente hier tot dusverre al even stationair als de Javaansche dit over het geheel reeds zoo geruimen tijd is geweest. Nieuwe overgangen hadden in de twee jongst verloopen jaren onder de Chineezen niet plaats. Wij verloren zelfs twee mannen door den dood, terwijl met uitzondering van onzen getrouwen G. Ng. en een paar zijner vrienden, ook de anderen dikwijls in onze bijeenkomsten werden gemist. Onder deze laatsten zijn echter behoeftigen, aan hunne sobere kostwinning gebonden, en wien ik dit verzuim dus nauwelijks kan toerekenen. De Chineesche christenvrouwen blijven nog steeds getrouw opkomen, en brengen ook soms iemand van hare familie of aanverwanten mede ter kerk. Zij zijn over het geheel belangstellende hoorderessen, die ook wel navraag doen naar woorden of zaken, die haar niet aanstonds duidelijk zijn. Sommigen vinden in den kring harer familie of bekenden nog al eens tegenspraak of bestrijding van haar christelijk geloof, wat ook wel tot minder vriendschappelijke verhoudingen aanleiding geeft. Aan eene van haar had men onlangs in een' woordenstrijd toegevoegd, dat hare ziel bij den dood in tweeën gehakt zou worden, en dus nimmer rust zou vinden. De goede vrouw was er van ontsteld, en had den daarop volgenden nacht een droom, waarin zij mij en mijne huisgenooten zag, doch gevolgd van een viertal