dat over het algemeen onzen toegang tot de bevolking belemmert of verspert, bestreden of voorkomen.

Daar de voorganger der gemeente, Philémon, bij het toenemen zijner jaren zich allengs minder gemakkelijk onder het jonge volkje beweegt, en ook geen opleiding voor het onderwijs der jeugd genoten heeft, komt dit werk bijna geheel voor rekening van zijn' zoon Gersom, uit vorige verslagen als mijn tweede medehelper te Kajoe Apoe bekend. Naar de vorderingen der leerlingen te oordeelen, kwijt hij zich van deze taak naarstig en getrouw, en dat het hem daarbij ook niet aan geschiktheid ontbreekt, hiervan mag ik menigmaal persoonlijk getuige zijn. In de eerste helft des vorigen jaars werd Gersom in de school bijgestaan door zijn'jongeren broeder Poernö, in mijn schrijven dd. 9 Februari j. 1. als adspirant-medehelper vermeld. Poernó is een gewezen privaat-leerling van mij, dien ik indertijd met uwe voorkennis in het belang zijner verdere opleiding naar M&djö-Warnó gezonden heb. Mijn wensch was steeds, dat hij ook na volbrachten leertijd daar zou blijven en aanvankelijk werkzaam zijn, tot ik hem in deze Missie een nuttig emplooi verzekeren kon. In den loop van 1887 echter verlangde P. herwaarts terug te keeren, en daar ook Br. A. Kruijt hem om verschillende redeneu niet langer wilde aanhouden, ontving ik hem tegen^ 't laatst van dat jaar hier weder, wel voorbereid om mij in het zendingwerk van dienst te zijn, doch zonder dat ik hem aanstonds eene geschikte plaatsing bezorgen kon. Terwijl ik hem dus tot nader order Tiaar huis (K. A.) had laten gaan, ontving ik een aanzoek van Br. P. Ant. Jansz., om Poernö voorloopig aan hem af te staan. In zijn' werkkring te Mergöredjö was juist toen gebrek aan personeel in de school, en Poernö zou daar gelegenheid vinden om