onbekende grootheid maakte, niet al te vleiend was voor ons ,,geëerd Bestuur." Zeer begrijpelijk ook, dat alleen 't looze gerucht: ,,er komen zicli hier Controleurs vestigen", reeds groote sensatie verwekte, en sommigen beweerden liever te willen sterven, of wel deze ambtenaren te zullen vermoorden, dan zulke vertegenwoordigers van het Nederlaudsclie gezag in hun midden te dulden. (Med. XI pag. 291 v.v.) Nu, 't was onnoodig zich reeds toen zoo op te winden, want al voorspelde een ,,vogelhof»rder" dat liet bezoek van de twee pandita's (N. P. Wilken en J. Alb. T. Schwarz) de vestiging van Controleurs ten gevolge zou hebben (Med. XI pag. 280), zoo heel spoedig zou dit nog niet gebeuren. En wanneer dit plaats zou hebben, zouden hunne gedachten aangaande deze ambtenaren zich spoedig wijzigen. Hetgeen toch de reeds meermalen genoemde zendeling-reizigers van 1866 schreven, nl. dat met de plaatsing van Controleurs eene weldaad aan het volk van BolaangMongondow zou worden bewezen (Med. XI pag. 293)', is geheel bewaarheid. Üok hier is weder ten volle gebleken, welk een zegen ons Bestuur met zich medebrengt. Eene vergelijking van den tegenwoordigen geordenden toestand met het wanbestuur van vroeger, doet dit allergunstigst uitkomen. Yooral treft dit, omdat de nauwere aanraking van 't Gouvernement met BolaangMongondow, waarbij niet alleen de hoofden, maar ook de bevolking iets van de ,,Compania' merkte, van zoon betrekkelijk jongen datum is.

Wel werd reeds veertig jaar geleden de wenschelijkheid betoogd om hier Controleurs te plaatsen, doch het zou nog ettelijke jaren duren, aleer het hier toe kwam. Sedert een tiental jaren maakte Bolaiing-Mongondow deel uit van de afdeeling. „Noordkust van Celebes" en stond dus onder 't toezicht van een Controleur, maar de