want één er van althans, Pa Pëlita, bekleedt inderdaad een hooge post. Deze vriendschap is van groote beteekenis, want in de oogen van het volk zijn de vorsten ü© mannen die het weten, volgen zij ons dan is het voor het volk uitgemaakt, dat allen dit doen moeten. Dat we het vertrouwen genieten van de hoofden en niet alleen van die van Kaban djahe, blijkt ook nog hier uit, dat 4 vorsten ons gevraagd hebben hunne zonen bij ons in huis te mogen brengen, om door ons onderwezen, maar vooral opgevoed te worden.

Dat geeft hoop voor de toekomst!

Ik breng nog even onze kerstfeestviering in herinnering. Met welk een opgewektheid kwamen de luitjes aanloopen, bijeen geroepen door ons klokgelui. Eerst kwamen de vorsten vrouwen, nu niet meer zoo schuw, weldra gevolgd door anderen, vrouwen en mannen, jongens en meisjes. Met welk een opgewektheid werden de kerstliederen gezongen door de schooljeugd, die dapper er voor gestudeerd had, al lang van te voren.

Op verschillende wijzen hebben we toen gesproken tot onze vrienden van Kaban-djahe en Dokan (want van deze nieuwe post waren do scholieren met hun onderwijzer-voorganger voor de kerstfeestviering naar Kabandjahe gekomen) van Gods groote liefde ook voor Bataks.

Ik moet nog iets vermelden dat tot blijdschap stemde, maar dit is iets van heel anderen aard. Zoo pas zei ik, dat de feestgangers bijeen geroepen werden door de kloktoonen. Wij hebben een klok in Kaban-djahe, nog wel zonder kerk, maar die komt later wel, de klok is er, die eiken Zondag aan onze omgeving zegt, dat het Zondag is, maar ook de schare bijeenroept tot het bijwonen van de Godsdienstoefening.

Door de vriendelijke zorg van een Eotterdamsche dame met veel zendingsliefde in liet hart, die gesteund werd door de leerlingen van hare Zondagschool — waarop