De bezoekers: Djandji oerat ui eme toe laklak ni simorlasoena, padan na so ra sega, oehoem na so ra moeba, pinoengka ni ompoenta angka naung matoea, sipasinoer na pinahan, sipagabe na nioela.

De gastheeren: I ma tutu, ale! Bioerbioer bonangbonang, tandoek ni hambing loemepelepe; sangkambioer ma satapongan dohot poroema tagahambing soratan mantat eme.

De wortels der rijstplanten hebben een verbond met de bast der simorlasoenaplanten, een verbond, dat niet verbroken, een gebruik, dat niet veranderd mag worden, begonnen door onze voorvaderen de ouden, een vermenigvuldiger van bet vee, een vruchtbaarmaker der velden.

Zoo zij het, vriend ! Bioerbioer-molentjes *) rietpluimen; de horens der geiten buigen zich naar hun kop 2 ); één rijstaar geve een mandje vol en de bebouwers der geitentrapvelden (de trapsgewijze aangelegde rijstvelden aan de hellingen der bergen) mogen het zwaarst beladen de rijst wegdragen.

Zoo gaat men voort, elkander een rijken kinderzegen en een lang leven toe te wenschen met versjes, die reeds op andere plaatsen in dit werkje vermeld zijn en

1) T)e peulvruchten der bekende dapdapboomen, die de kinderen spelende als molentjes in de wind laten draaien. Dit lid der vergelijking is alleen ter wille der rijmwoorden genomen.

2) A\at van hen uitgaat, keert tot hen terug. Dit doelt op het uitgestrooide zaad.