welke men (de ziel eens menschen) beloont: wegens een plotseling hem overkomen schrik, een droom, een ziekte of omdat een datoe het heeft verordend etc. Yan velerlei soort zijn ook de spijzen, die als zulk een belooning kunnen gegeten worden, zooals een fijnharige koe, een vast in het spek zittend varken, een zingende, d.w.z. een als een haan kraaiende kip, een met den staart zwaaiende visch, als het een groote, of een volle visch, als het een kleine is. Yoor zulk een belooning moet de dag berekend worden, want men kan het niet maar zoo op eiken dag doen x ) Hetgeen tot belooning eener ziel zal geslacht worden, draagt men eerst door een wijlgebed aan de geesten der voorvaderen op. Is het eten gaar, zoodat men aan den maaltijd kan gaan, dan slaat de offeraar zijn beste sjaal om, of eene, die hij als kleed zijner ziel ten geschenke heeft gekregen en bijzonder in eere houdt, schept de gekookte rijst op een bord en kneedt haar kegelvormig en legt er voorts van het geslachte, indien het een stuk kleinvee of een kip is, eenige met name genoemde 2 ) stukken op, of zoo het een groot stuk vee is, alleen in stukjes gesneden gedeelten van het ingewand (hart, lever, maag etc.) Is het een visch, dan moet hij er in zijn geheel worden opgelegd. Zoo wordt het hem of haar gebracht, wiens of wier ziel het offer geldt.

Geschiedt die offerande alleen onder de leden van één gezin, dan wordt zij door den huisvader besproken, d.i. wijdend opgedragen. Indien zij echteir door een grootere menigte wordt gebracht, kiest men hem, daartoe uit, die de beste redenaarstalenten bezit. Wie het nu doet houdt liet als boven toebereide bord met twee handen tusschen duim en wijsvinger bij den rand, zet

1) Men heeft gelukkige en ongelukkige dagen.

2) b.y. de borst of de dijstukken of iets anders.