't is niet altijd vetpot. En als er dan eens gelegenheid is zich te goed te doen, welnu, laat hen dan hun hart eens ophalen. Andere vermaken heeft men niet veel. En als ze dan God danken voor genoten zegeningen, en er nog wel eens een goed woord gesproken wordt, mij dunkt, dan is zoo'n feestmaaltijd niet af te keuren, al richt men die dan ook een jaar te laat aan. Dat luidjes zoo lang in vrede zamen leefden, reeds ruim met achter-kleinkinderen gezegend zijn, nog dagelijks dapper naar den tuin stappen om te werken, doch mede meestal zamen den Heer komen zoeken in zijn bedehuis, mij dunkt dat is toch ook wel weer eene reden tot dankbaarheid.

En wie onzer geeft de Heer geen bloemen op zijn pad? Dat ondervond ik weer zoo dubbel in 't verslagjaar. De Heer gaf mij het voorrecht mijne jongste dochter en de beide dochters van den Heer en Mevrouw Limburg tot lidmaat aan te nemen. 16 October had ik onderzoek in tegenwoordigheid van den heer Limburg en de broeders Hiebink Rooker en E. J. de Vries. Daaraan nam ook deel Emma, dochter van onzen Majoor. Feitelijk was zij nog te jong, doch dewijl zij verloofd is en spoedig zal trouwen had ik er geen bezwaar in Emma mede aan te nemen. Zij had geregeld mijn Maleische catechisatie, Maandag avonds, bijgewoond. De laatste weken nam ik haar met mijne drie andere leerlingen zamen, want als oud leerlinge der Meisjesschool verstaat en spreekt zij heel goed Hollandsch. Alleen kon ik haar niet laten mee leeren met mijne drie catechisanten, die veel verder waren en met wie ik dieper kon gaan. 21 October zegende ik dat viertal te midden der gemeente in, en 't was een plechtige ure. Ik sprak naar aanleiding van Kolosse 2: G natuurlijk in 't Maleisch, doch de inzegening had in 't Hollandsch plaats. Hoe trof ons