Langowan.

Door M. BROUWER.

Met opgewektheid zet ik mij tot het schrijven van een verslag over het afgeloopen jaar. Immers veel goeds mocht ik van mijn trouwen God ontvangen. Allereerst herstelde gezondheid. Was de aanvang van het jaar nog moeielijk en keerden zwakheid en duizelingen telkens terug; steeds beter werd mijn gestel en steeds krachtiger mijn lichaam. Eenige maanden vreesde ik dat mijn gestel voor goed geknakt was, en dat de gebreken des ouderdoms kwamen, terwijl ik mij nog immer jong en opgewekt gevoelde. Mijne vrees werd beschaamd. Later kon ik weder als vroeger tien dagen achter elkaar geregeld driemaal preeken per dag zonder er hinder van te hebben. De oude krachten zijn volkomen teruggekeerd. Ik kan weder als vroeger met opgewektheid mijn vele werk verrichten. Dagen achter elkaar geregeld driemaal gepreekt, en dan tusschen de kerkbeurten in nog allerlei werk verrichten, hindert mij thans gelukkig niet meer. Ik zeg gelukkkig. Want als men dertig gemeenten met een gezamenlijk zielental van bijna vijf en dertig duizend inlandsche Christenen te verzorgen heeft, dan mag men wel een gezond en sterk lichaam hebben. De Hemelsche Vader schonk mij dat voorrecht. Hem de dank er voor.

En dan mag ik ook wel een dankbetuiging aan mijne gemeenten geven. Wat hebben zij steeds mijn werk op prijs gesteld gedurende het gansche jaar. Wat hebben zij hartelijk gedeeld in mijne telkens terugkeerende ongesteldheid! Hoe trouw kwamen zij bij de openbare godsdienstoefeningen, die ik leidde. Hoezeer