stond het jongemensch weer zoo gezond en flink voor mij, alsof hij nooit ziek geweest was. Hoe dankten wij God voor het herstel van dien zieke!

Een paar dagen nadat Aser Legoh naar huis vervoerd was, werd wederom iemand ziek en wel Philip Kaligis, een moerid van Br. Alb. C. Kruijt. De temperatuur, die begon met 41° kregen wij gelukkig naar beneden, zoodat deze zelfs een enkele maal 36,2° was. Wij konden de koortsaanvallen echter niet overwinnen en daarom verzocht ik Br. Schoch, die toen toevallig hier was en mij zijn hulp aanbood, om door tusschenkomst van een zijner helpers, de familie van den patiënt zoo spoedig mogelijk kennis van zijn ziekte te geven. Dinsdagmorgen vertrok Br. Schoch van hier en Woensdagmiddag om één uur was hier reeds een kar om den zieke te halen. Dit was nu wel mijne bedoeling niet geweest maar aangezien de oudere broeder van Philip Kaligis zelf meekwam en ook Philip zelf naar huis verlangde, liet ik hem gaan. De koortsen bleven nog weken lang aanhouden. Eerst den 15 December keerde hij met zijn broeder terug. Hij zag er toen nog zeer zwak uit, gevoelde zich zelfs nog niet sterk genoeg om de lessen te kunnen volgen, maar was alleen teruggekomen om zich aan ons te vertoonen en om verlenging van verlof te krijgen. Den 14 Januari kwam hij pas voor goed op Koeranga terug.

Behalve deze drie ernstige ziektegevallen, kwamen vrij vaak dyssenterie en gewone koortsen, maar slechts sporadisch beri-beri voor. Een week lang lagen 12 kweekelingen tegelijk ziek, doch deze herstelden gelukkig spoedig. Wel was 't jaar 1906 dus een jaar van veel beproeving, maar toch mochten wij het sluiten met lof en dank aan God,-die ons onder alles steunde en sterkte en uitredding gaf waar wij die niet meer verwachtten.

18*