Ook het eindexamen gaf wederom reden tot roemen en danken. In April zond ik, zooals ik dit gewoon ben, het volgende schrijven aan de „Commissie van Toezicht", die tevens „Examen-Commissie" is: „Door dezen heb ik de eer U beleefdelijk mede te deelen, dat het eind-examen, voor zoover dit het mondelinge gedeelte betreft, in overleg met den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch Onderwijs, door mij bepaald is op 12, 13 en 14 Juni e.k. liet schriftelijk werk zal een aanvang nemen op 21 Mei en ten allen tijde ter inzage gereed liggen. Bij dezen kom ik U beleefd uitnoodigen het mondelinge examen bij te wonen. In vouwe bied ik U hierbij aan een lijst met vermelding van het schriftelijk werk, dat opgegeven zal worden. Voor zoover mogelijk wensch ik, dat de onderwerpen voor het schriftelijk werk door de Heeren Commissieleden ingevuld worden. Worden er verschillende onderwerpen opgegeven, dan kunnen de kweekelingen zelf daaruit een keus doen. Uw zeer gewaardeerd advies over een en ander zal mij zeer aangenaam zijn, wanneer ik het te gelijk met dit schrijven terug ontvang".

Het schriftelijk werk begon 21 Mei, omdat daartegen bij de Heeren geene bezwaren bestonden.

Het werk omvatte:

a. Het maken van een opstel over een godsdienstig onderwerp:

De onderwerpen, waaruit een keus gedaan kon worden waren:

Wat weten wij van de engelen ?

Bestaat er onderscheid in onze overtredingen tegenover God?

Wat is het verlossingswerk en hoe kan de zegen hiervan ons ten goede komen ?

Hoe is de bijbel ontstaan ?

De tweede reis van den apostel Paulus.