zijn Mohammadanen, de Halmahera-bewoners Heidenen. Nu was de toeleg van Ternate, om de invloedrijke betrekking Volkshoofd of Sangadji in Mohammadaansche handen te brengen.

Men begrijpt licht, wat daarvan het doel en gevolg was! De Mohammadaan geworden Heiden voelde zich alras van zijn volk vervreemden, hij leerde met Mohammadaansche verachting neerzien op zijn nog Heidensche landgenooten. en hij, die eenmaal zijn volk beschermde tegen vexaties van den kant van den Vorst of diens gezanten, werd nu zelf deelgenoot aan die vexaties, een onderdrukker van zijn volk, en Ternate kon nu, zonder iets in de Bestuursinrichting te veranderen, over de Heidenen beschikken, als over een overwonnen volk, trouwelijk daarbij geholpen door de nu Mohammadaansche Sangadji's of Volkshoofden.

Bij onze aankomst op Halmahera in 1896 was dan ook reeds in alle districten van N.W.-Halmahera de Sangadji een Mohammadaan, uitgezonderd in het district Tobelo!

De oude haat tegen Ternate, de oude Djailolosche traditie, de aangeboren onafhankelijkheidszin, schijnen de Tobeloreezen bewaard te hebben voor het erkennen van een Mohammadaan als Volkshoofd, of liever, de Volkshoofden waren daardoor bewaard gebleven tot het Mohammadanisme over te gaan.

Nogthans was toen Ternate bezig, op allerlei wijze te trachten zijn doel te bereiken. Met het Heidensche Volkshoofd was twist gezocht, en hij was, met meer of minder reden, van vergrijp tegen de zeden beschuldigd, naar Ternate gebracht, om daar terecht te staan voor den Vorst. Hoewel vrijgesproken, kreeg hij geen vergunning naar zijn volk terug te keeren, maar werd hij verbannen naar het eiland Batjan. Zijn aangewezen

19*