was, maar toch nooit voor het ambt in aanmerking kon komen, a. g. z. hij daartoe niet door afstamming gerechtigd was. Toch deed de Posthouder, even onwetend als ik, op dat punt, — wat nu aangewezen was, n.1. den man aan de bevolking voorstellen, om te weten of hij door haar gewenscht werd als Hoofd. Het bleek toen wel dat hij niet de aangewezen persoon was, maar de aanstelling zou toch wellicht gevolgd zijn, ware er niet wat anders tusschen gekomen!

De eigenlijke Sangadji had, in zijn verbanningsoord, wellicht door zijn familie, gehoord wat er gaande was, n.1. dat men iemand, niet uit zijn geslacht, tot zijn opvolger wilde aanstellen. Hij ontvluchtte daarom van Batjan, en kwam te Tobelo, met het doel zichzelf weer in het ambt te stellen.

Ik ontmoette hem al heel spoedig na zijn terugkeer, en was niet weinig verwonderd, toen ik begreep wat gebeurd was, en gebeurde! Ik ried den man zich naar den Posthouder te begeven, teneinde van dien zijn ambt terug te bekomen. Hij beloofde dit, maar wilde eerst nog zijn kinderen bezoeken. Hij woonde toen n.1. heel alleen met zijn nog jonge vrouw, op een klein eilandje in het Tobelosche, „Ra" geheeten.

Ik hoorde voorloopig niet meer van deze zaak, maar niet lang daarna begon zich een onbestemd gerucht te verspreiden van een ophanden zijnd oproer.

Men maakte „andil". Dit woord stamt uit den tijd van Dano Hassan, die een geestelijken raadgever had „Andil" geheeten, een soort toovenaar, die zijn krijgers onkwetsbaar maakte, etc.! Sinds dien heet een dusdanige politiek-geestelijke beweging „andil". En nu maakte men „andil", d. w. z. de oude Sangadji had zich werkelijk naar zijn kinderen begeven, maar ze opgeroepen, om hem te helpen zijn rechten te verdedigen! Dat die