latende twee meisjes. Of de moeder veel dan weinig naliet, is mij onbekend, wel dat ze een paar haarspelden had van eenige waarde. De kinderen waren nog te jong die te gebruiken, begrepen er trouwens nog niets van. De broeder der overledene zou die haarspelden wel bewaren tot de meisjes groot waren. Beide zijn nu reeds lang gehuwd, doch of zij ooits iets van die haarspelden gezien hebben, is mij onbekend. Ik waag het dit te betwijfelen.

Ongeveer 15 jaar geleden overleed A.T., dochter van een welgesteld koopman, nalateude een kindje. Ook de preciosa van die jonge moeder werden door twee tantes in voorloopige bewaring genomen, maar tot heden kon de vader van dat meisje, dat nu bijna volwassen is, die goud- en zilverwerken niet terug krijgen. Ja, nog erger, toen de grootvader van dat meisje eenige jaren geleden stierf en later tot eene soort van boedelverdeeling overgegaan werd, kreeg dit meisje voor haar aandeel f 200. Dit geld werd echter dadelijk door een oom opgestoken en alle pogingen van den vader van 't meisje om dit geld te krijgen en op de spaarbank te zetten, leden tot heden schipbreuk. Het kind van welgestelde ouders en grootouders zal wel nooit een cent daarvan in handen krijgen.

Ruim 25 jaar geleden stierf het le districtshoofd van hier. Onder hen die erven moesten, behoorden eenige weezen. Ieder plunderde en haalde wat er te halen viel, doch die arme weezen kregen tot heden geen halve cent. Een groot stuk sawah werd door een der zoons, een Nimrod — geweldenaar — in dat geslacht geannexeerd, en deze vertelt, dat zijn vader hem dat stuk sawah voor 100 jaar heeft gegeven in bruikleen, waarvan schriftelijk bewijs zou bestaan, terwijl N.B. die vader geen letter kon schrijven. Maar de weezen in