zijn hunne vestingen op d© bergtoppen te verlaten. Maar 't is wenschelijk, (lat deze verhuizing geleid e1 ij k geschiedt. In elke nieuwe vestiging wil men nu een onderwijzer. Het aantal scholen kan dus binnen eenige jaren aanzienlijk uitgebreid worden. Daarom zijn we dankbaar, dat het Genootschap besloten heeft om twee broeders, die in 1908 kunnen uitgaan, voor de Possostreek te bestemmen, 'k Yoeg er echter aan toe: dankbaar, maar niet voldaan !

Een zendeling-onderwijzer is hier broodnoodig, want de tijd voor een eigen opleidingsschool is gekomen. We kunnen nu onderwijzers gaan vormen, die gekozen worden uit de Toradjasche jongens zeiven. Bovendien is de vraag naar scholen in de Tominibocht en op verschillende kustplaatsen zeer dringend. De Heer Engelenberg ziet gaarne, dat alle scholen in zijne afdeeling onder leiding der zending komen. Daartoe steunt hij met de daad. A an de financiëele zorgen zal het Genootschap voor een groot deel worden ontheven. Maar tot nu toe kon de zending nog geen voldoenden steun aanbieden. Voorts zijn de nog heidensche landschappen Napoe, Bada, Besoa e.a. door het optreden van het Gouvernement opengesteld voor ja voor wie ? Dat is

de groote vraag. Zal het Kruis of de halve maan in die streken geplant worden? Als Christus' vredeboden daar niet de boodschap van hun Meester brengen, doet stellig Mohammad er zijn intrede. En we weten ,,wat hij eenmaal heeft gevat, versiijft, gaat dood en laat hij niet zoo gemakkelijk weer los."

We zijn hier genoodzaakt tot uitbreiding, willen we niet sterven. Niet voorwaarts, beteekent hier noodwend'g: achterwaarts. In Midden-Celebes kan voor een goed deel de geschiedenis van Bolaang Mongondou nog voorkomen worden, omdat de Islam nog geen vasten voet heeft in het bovenland.