Dit jaar zijn (le Toradja's begonnen met het betalen van belasting aan de landscbapskas, 1 rijksdaalder 's jaars. Menig belastingbetaler zal glimlachen als ik beweer, dat dit opbrengen der belasting zoo uitnemend werkt. Toch is het zoo. Yroeger voerde een Toradja na het oogsten eenige maanden ongeveer niets uit. Dat was de tijd van het heen en weer trekken, van feesten. In één woord: men liet zich gaan. Met niets doen had de Toradja het druk. Nu gaan velen 11a het oogsten het bosch in om rotan te snijden, om het daarna aan het strand te verkoopen. Anderen vellen zware boomen en hakken ze tot prauwen. Yelen gaan de klappertuinen van lieden aan 't strand van onkruid zuiveren. Zoo komt de Toradja m beweging, betaalt zijn belasting en houdt dan nog wel wat over om een baadje of broek te koopen.

Maar 't spreekt vanzelf, dat men nu minder tijd krijgt om feest te vieren. Eigenaardig is het zeker, dat dit jaar de doodenfeesten bijv. veel minder in aantal waren dan vorige jaren. Ook wordt er minder verbrast, want verscheidenen verknopen een deel van hun rijst, ook wel karbouwen om belasting voor de hunnen bij elkaar te scharrelen. Met rijst en karbouwen werd tot dusver schandelijk omgesprongen. En natuurlijk nog wel. Zoo woonde ik bijv. in 't begin van dit jaar nog een doodenfeest bij, waarop in 7 dagen tijds o.a. 50 karbouwen werden geslacht. Maar toch is er vooruitgang, 't wordt beter.

Dit maatschappelijk kwaad heeft bovendien een gevoeligen slag gekregen door de bepaling van Commandant Voskuil, dat de doodenfeesten van drie tot één en die van zeven tot drie dagen ingekrompen moeten worden.

Zoo zullen van lieverlede de maatschappelijke toe-