lue onderwijzers vestigde hij in twee dorpen in het Binnenland van Midden-Celebes, richtte de voorgalerij hunner woning tot school in en voorzag hen van leermiddelen, in de hoop dat de gewenschte scholieren nu ook wel zouden komen.

Den 19den December 1893, op den 97sten verjaardag van het Genootschap dus, kwamen Br. en Zr. Kruijtt met hunne beide onderwijzers en dier vrouwen te Posso aan.

Van eene school te Posso zelf bleek al spoedig vooreerst geen sprake te zullen zijn. Een schoolgebouw was er, er waren schoolbehoeften, zelfs een leesboekje, door Br. Kruijt samengesteld, er was eene klok oan de kinderen op te roepen, de onderwijzer had zich spoedig al redelijk goed geoefend in de landstaal, Br. Kruijt had de menschen tallooze malen opgewekt om hunne kinderen naar school te zenden, maar zij lieten hem praten, zij lieten hem iederen morgen de klok luiden, maar zonden hunne kinderen niet.

Xocli de bewoners van het strand die Mohammadanen zijn, noch die van de naastbijgelegene dorpen, die althans den naam van Mohammadanen willen hebben, waren van de Zending of iets wat daarmee samenhangt, gediend.

Maar gelukkig waren er twee hoofden in het Binnenland, die genegenheid voor Br. Kruijt hadden opgevat en zich door hem lieten overreden om een onderwijzer in hun dorp te ontvangen. Het waren Papa i Melempo, te Toniasa, van den stam To Lage en Papa i W oen te te Panta, van de To Pebato, twee mannen van beteekenis, die steeds aan hunne vriendschap met ons getrouw zijn gebleven. Papa i Melempo is in het vorige jaar overleden. Vaste beloften omtrent het schoolgaan der kinderen konden deze hoofden niet geven. Toradjasche hoofden zijn in de eerste plaats handhavers van den adat,