De meesters hadden van Br. Kruijt wat medicineeren geleerd en bewaarden een voorraad geneesmiddelen in huis. Des Zondags zouden zij godsdienstoefening houden.

Te Panta kwamen al spoedig eenige kinderen den goeroe in de morgenuren bezigheid geven. Kenmerkend is het voor de Toradja'sche maatschappij, dat er terstond ook meisjes bij waren en dat dezen niet de slechtste leerlingen waren, bleek hieruit, dat het een meisje was die het eerst de letters kende. Hiervoor had Br. Kruijt een baadje uitgeloofd, in de meening dat dit den leerlust der anderen zou aanmoedigen. Maar dit eenvoudige middel werkte verkeerd. De strand-Mohammadanen, die de Zending steeds hebben tegengewerkt, hadden al spoedig aan de Bovenlanders verteld, dat zij in den val zouden loopen, als zij hunne kinderen naar school zonden. Dat onderwijs was gratis, maar het was niets anders dan een voorschot, dat de kinderen later zouden moeten terugbetalen, in heerendiensten of door ingelijfd te worden bij het leger. In het eerste geval werd men géslagen en in het tweede geval doodgeschoten. Weigerde men, dan kwam men in de gevangenis, wat voor den vrijen Toradja erger is dan de doodstraf. Wel wogen de populariteit en de overredingskracht van Br. Kruijt en van den goeroe tegen den invloed der Mohammadanen op, maar het „Calomniez toujours" bleek ook hier van beteekenis te zijn. En toen nu de prima der Panta'sche school haren eersten prijs had behaald, was het bewijs geleverd dat de lasteraars gelijk hadden. Dat baadje zou de arme Eeo n Tiwolu (zoo heette het meisje) later moeten terugbetalen, wie weet met wat!

En zoo kwam de school te Panta tot stilstand. Die van Tomasa wilde in het geheel niet. De To Lage zijn niet toeschietelijk en de strandbewoners hadden te Tomasa nogal invloed. Trouwens, geestdrift voor deze