leerling, Papa i Melempo's zoon, Tantowinako, te Boejoe mbajaoe kwam men dies Zondags morgens wel in de bijeenkomst, en leefde in vrede en vriendschap met den goeroe, maar geen kind kwam op school. Niemand werkte mede en de menschen maakten elkander bang met den toorn van den vorst van Loewoe, achter wien zij zich gaarne verscholen, zoolang hij nog hun opperheer was.

Br. Kruijt wilde hun intusschen ook d ; t argument uit de hand slaan. Toen hij in 1896 terugkwam van een verlof naar Java, maakte hij van Makassar uit de terugreis va Palopo, de hoofdstad van Loewoe, om aldaar den vorst te ontmoeten. Te Palopo vertoefde hij 5 dagen en bij een bezoek dat hij aan het Begeeringscollege aldaar bracht, verkreeg hij de toestemming om met zijn werk rustig door te gaan en goeroes te plaatsen waar hij wilde. Van Palopo trok hij van Z. naar N. geheel Midden-Celebes door, een voetreis van 14 dagen. Ten N. van het Meer gekomen, verzuimde Br. Kruijt niet dit overal aan de Hoofden te vertellen en hij nam zijn weg met opzet over Boejoe mbajaoe, om het den lieden aldaar vooral te doen gelooven.

Op den duur is ook Boejoe mbajaoe niet bestand gebleven tegen den aandrang van onze zijde en het goede voorbeeld van Panta. Er kwamen langzamerhand kinderen op school, in het begin enkel jongens.

Eenmaal heeft de posit'e der beide goeroes in het Bovenland, te Tomasa en te Boejoe mbajaoe, in de oogen der Inlanders althans, gevaar geloopen. In Februari 1898 kwam een troep Loewoeƫrs, onder een gezocht voorwendsel, van Palopo naar Posso, overal schrik verspreidende, zoowei door brutaal optreden en onbeschaamde rooverij, als door overmoedig gepraat en dreigende houding. Zij kwamen, zoo heette het, de Hollanders wegjagen, in de eerste plaats zouden de