zangonderwijs gegeven; op de Moh. scholen te Mapane en Todjo niet. De Mohammadanen stellen ons zingen gelijk met hun reciteeren van den Koran, 't welk zooals IJ bekend is, overluid op zingenden toon wordt gedaan. Daar nu de Moh. schoolkinderen buiten de schooluren het Koran-reciet leeren, zoo wordt ons zingen als iets daarmee niet vereenigbaars beschouwd.

De Bijbelsche Geschiedenis wordt op alle scholen, ook op de Mohammadaansche, onderwezen. Op de Toradja'sche scholen is het een zeer vruchtbaar deel van het onderwijs. Ik heb mij daarvan nog in de laatste maanden van mijn verblijf te Koekoe kunnen overtuigen. Ik had de copie van het Bijb. Leesboek van het O. T. gereed, maar wilde die eerst nog aan het oordeel van de Toradja's zelf onderwerpen. Ik nam daartoe mijn intrek bij den goeroe van Panta en las mijne copie aan de twee verstgevorderde leerlingen der Panta'sche schod, een meisje van ongeveer 13 en een jongen van 15 jaar voor. Dit moest des middags, na de schooluren gebeuren. De kinderen maakten met vrijmoedigheid hunne opmerkingen en ik heb ze bijna allemaal kunnen gebruiken, 't Waren gelukkig niet allemaal fouten die zij wraakten, maar zij wisten toch het verhaal meestal meer kleur bij te zetten, door de constructie van den zin te veranderen. Voor de Toradja's moed: alles zooveel mogelrjK in den vorm van gesprek worden gebracht, zij dramatiseeren de handeling door de gesprekken der handelende personen mede te deelen.

Yalt er geen gesprek mede te deelen, doordat iemand vertelt wat hij alleen heeft gedaan, dan zal hij toch met tallooze interjecties de handeling schilderen, bijv. roef klom ik in den kokspalm, wip zat ik op den tak, ruk haalde ik de vruchten er af, pang liet ik ze vallen, plof plof vielen ze neer, roef kwamen de anderen aangeloopen om ze op te rapen, flang liet ik me weer naar be-