zij onveilig maakten, te beboeten en zelfs de vrouwen, die zij soms medenamen, lieten zich quasi verleiden, om aan hare gezellen gelegenheid te geven hare slachtoffers te betrappen en te beboeten. Zij zelf wisten steeds ongemoeid te blij-ven, want het was hunne eer: wel te beboeten, maar niet beboet te worden, wel te beleedigen, maar niet beleedigd te worden.

Het zijn flinke, rijzige kerels, die To Napoe; er waren ook wel aantrekkelijke lieden onder, maar de meesten waren (althans buiten hun eigen land) hooghartige, inhalige en hardvochtige mensahen. Als er een feest was bij de Bare'esprekers in een dorp waar ook een troep To Napoe „te gast" was, dan kwamen zij van het vleesch, de rijst en den palmwijn een zeer ruim deel vragen, maar trokken zich dan in hun eigen kamp terug om het op te eten. Van mede-feestvieren was geen sprake, hoewel zij goede zangers en reidansers zijn. Een genoegelijk samenzijn met To Napoe was eene bizonderheid; zij kwamen gewoonlijk allerlei vragen en trokken af zoodra zij zagen dat er niets meer te halen was. Hunne houding was steeds die van ontevredenen en beleedigden en de Bare'e-sprekers waren zóó bang voor hen, dat zij hun in alles toegaven en zoo de To Napoe nog aanmatigender maakten.

Napoe is eene hoogvlakte, door een vrij hoog randgebergte omringd en slechts langs een paar moeilijke paden toegankelijk. Ue To Napoe konden dan ook altoos de vreemdelingen uit hun land houden. Maar in <het jaar 1905 was er aanleiding tot eene militaire expeditie tegen hen en door snel en beleidvol handelen was in drie dagen Napoe bezet en gaf zich bij verrassing over, zonder dat er een schot gevallen was.

I11 het jaar daarna zond de assistent-resident van MiddenCelebes, de heer Engelenberg, twee Minahassers naar de berglandschappen Napoe en Besoa, die daar als onderwijzers moesten optreden. Het waren ongediplomeerde menschen, die alleen nog wisten wat zij van hunne schoolkennis hadden overgehouden en wier schoolhouden bestond in het nadoen van wat zij in hunne kinderjaren op hunne eigene dorpsschool hadden gezien. Leiding of controle hadden zij niet, leermiddelen waren er evenmin. De bevolking 'had niets

3