lingen op te richten. Hij vergeet niet verschillende middelen aan de hand te doen, om in de groote kosten te voorzien.

Ook in China zou hij zulk een wetenschappelijk instituut willen vestigen, waaraan Tartaren, Chineezen en Europeanen verbonden konden worden. Hij hoopte in China zelfs nog oude Hebreeuwsche handschriften te zullen vinden En veel stelde hij zich voor van een wederzijdsche uitwisseling van Europeesche en Chineesche cultuur, vooral voor linguistische en ethnologische onderzoekingen. Hij wil Chineezen in Europa laten opleiden, ook Ned. Indische Chineezen. En zoo heeft hij vele plannen en gedachten, die eerst eeuwen later tot uitvoering gebracht zijn.

Bij dit alles zocht hij naar een redeneertrant, die op wiskunstige wijze religieuse waarheden evident moest maken, op de wijze van de Middeleeuwsche ars generalis van Raymundus Lullus. Zuiver verstandelijk. En nu is het merkwaardig, dat het geloof der Chineezen door bekwame, hedendaagsche onderzoekers een geloof aan verborgene proportionaliteit genoemd wordt, en blijkbaar Leibniz een zeker vermoeden had, dat dit geloof zich in dezelfde richting bewoog als rijn wiskunstig denken, dat in het getal het wezen der dingen zocht uit te drukken en voor anderen bewijsbaar zocht te maken. Hij meende, dat deze methode vooral in China veel kans van welslagen moest hebben.

Uit een tot heden niet gepubliceerd geschrift van Leibniz toont Dr. Merkel verder aan, dat de groote wijsgeer in den boven genoemden ritenstrijd zich stelde aan de zijde der Jezuïeten, met wie hij ook steeds in briefwisseling stond. De vereering van Confucius, zoo zegt hij, is een burgerlijk, maatschappelijk eerbewijs veel meer dan een godsdienstig. En het gebruik der Godsnamen moet eerst aan een nauwgezet, wetenschappelijk onderzoek onderworpen worden, eer men recht heeft daarover afkeurend te oordeelen.

Vervolgens zet Dr. Merkel uiteen, dat de vroomheid van Leibniz een empirisch-ratiöneel karakter draagt en zoo ook zijne zendingsplannen 't hem eigene optimisme vertoonen, dat aan de cultuur welgezind is: wetenschappelijk verlichting zou, volgens hem, oolc de heidenen tot den zuiveren Christelijken godsdienst brengen. Immers ook het weten dient om God te kennen en Zijne doeleinden in de wereld te verwerkelijken. Ofschoon Luthersch opgevoed, toont Leibniz in vele punten, zoo ook hier, verwantschap met de Gereformeerden, wien het in alles, evenals hem, te doen is om de eere Gods. In het algemeen is aan te nemen, dat hij in zijne sterke bevordering van de Zendingsgedachte staat onder beslist Gereformeerden invloed, zooals wij boven ook reeds van v. Weltz opmerkten. Dit is af te leiden uit zijne correspondentie met Nic. Witsen, den burgemeester van Amsterdam, en uit zijne doorreis door Holland