Thomas Burnett de Kemney; den Pruisischen hofprediker E. Jablonsky; Minister Von Printzen; den linguist en polyhistor M. V. La Croze „bibliothécaire et Antiquaire du Roi de Prusse") wordt door Dr. Merkel min of meer uitvoerig behandeld. Ten slotte vinden we nog vermeld wat de oriëntalist Bayer, de Parijzer Sinoloog S. Fourmont, de wijsgeer Chr. Wolff over Leibniz en zijn verhouding tot China hebben gezegd, na zijn dood; terwijl daarvan voor 't laatst nog eens melding wordt gemaakt in een geschrift van den Tezuietenpater Koegler, in 't jaar 1802.

Wegens de belangrijkheid van het hier gebodene gaven wij een kort overzicht van den inhoud van Dr. Merkel's van grondige studie getuigend werk. Dankbaar voor wat wij hier ontvingen, willen wij nog een enkele opmerking wagen.

De dispositie van het boek is niet geheel zuiver, naar het mij voorkomt. In het hoofdstuk over de waardeering van de zendingsgedachten van Leibniz vinden wij een lang stuk over Rusland als zendingsgebied en over de betrekkingen van L. met Czaar Peter den Groote, alles heel interessant, maar hier niet op zijn plaats. Dit paste beter in het vijfde hoofdstuk over „Leibnizens Missionsbes'trebungen 1700—1716". Waarschijnlijk heeft de rijkdom van stof den schrijver er toe gebracht ook in het zesde hoofdstuk wat van deze „Missionsbestrebungen" onder te brengen. Ook is er hier en daar wel eenige overbodige herhaling waar te nemen.

Tegen den ondertitel van het boek; „eine Untersuchung über die Anfange der protestantischen Missionsbewegung" is ook bezwaar in te brengen. Dit hangt samen met de boven reeds genoemde waardeering van de Nederlandsche Zending in de 17e eeuw. Dr. Merkel slaat die niet hoog aan. Hoe ook over hare resultaten geoordeeld moge worden, zij heeft meer beteekenis gehad dan wat de arbeid in Indië zou opgeleverd hebben (men mag trouwens Ceylon en de kust van Voor-Indië, Brazilië enz. niet vergeten). Blijkbaar heeft zij zeer vruchtbaar ingewerkt op de Protestantsche zendingsgedachte in het algemeen (V. Weltz, Leibniz zelf; en voorroover Spener zeer zeker ook onder Gereformeerde invloeden heeft gestaan, ook op dezen voorman der piëtisten). Een „Untersuchung über die Anfange der protestantischen Missionsbewegung" moet veel vroeger beginnen dan bij Leibniz. Het zou zeker een vruchtbaar onderwerp van studie zijn om de Gereformeerde lijn in de Zendingsbeweging van den aanvang af eens na te gaan. We kunnen dan aanvangen bij Bucer en Bibliander en doorgaan met Sararia. Maar krachtens hun aggressief beginsel moet er ook bij andere Gereformeerde schrijvers ongetwijfeld nog wel een en ander •ver de Zendingstaak te vinden zijn.

Dr. Merkel zelf citeert (S. 132) een woord van Tissot, bij DouMergue te vinden: „Luther semble dire: Credo, ergo sum; Calvin: