In een nummer van „Tjaja Soematra", eind December 1920, schrijft Soetan Pamoentjak nan Sati uit de Bataklanden een artikel over de Bataksche heidenen in de buurt van Baligie, die nog geesten aanbidden en daarom- Spele Begoe worden genoemd.

In een der Januari-nummers van de Nederlandsche uitgave van „Boedi Oetomo" zijn eenige stukken opgenomen van den heer B. Boekhoudt, gepensionneerd districts-commissaris in Suriname, naar aanleiding waarvan de redactie ernstig waarschuwt tegen het zich laten aanwerven voor koelie in Suriname. Hij zegt, dat een dergelijk contract steeds tot teleurstelling aanleiding geeft enz.

II. ONDERWIJS.

In „Kaoem Moeda" van 18 Dec. 1920 wordt vermeld dat den I5en Dec. al de leerlingen van de 4de klasse van de 2e Inl. school te Baloen (Tjipoe) wegbleven, omdat een hunner den vorigen dag een oorvijg van den mantri-goeroe had gekregen.

In „Neratja" wordt eene discussie gevoerd over het II o 1 1 a n d s c h op de H. I. S. In het nummer van 4 Jan. 1921 verdedigtAbdoel Gaban de meening van dr. Nieuwenhuis, dat de inlandsche kinderen de inlandsche talen leeren en in de eerste vier jaren geen Nederlandsch leeren. Zij zeggen, dat door het leeren van Nederlandsch de liefde voor het eigen land en ras vermindert en dat de jongelui, die van deze scholen afkomen, niet meer daarvoor voelen. Het argument van de voorstanders van het spoedig Nederlandsch leeren, teneinde betrekkingen te kunnen krijgen, wordt door hem weerlegd met de opmerking, dat als er niet \eel jongelui meer zijn die Nederlandsch kennen, men op de kantoren wel lieden zal aannemen die het niet kennen.

In de nummers van 8, 10 en 11 Jan. betoogt de heer Boestami in een zeer breedvoerig artikel, dat het eene noodzakelijkheid is voor de inlanders om het Nederlandsch zóó goed te kennen, dat ze boeken uit het Nederlandsch in het