Sadhoe Soendar Singh.

Door Dr. C. W. TH. BARON VAN BOETZELAER VAN DUBBELDAM.

Wanneer wij Nederlanders aan Zending denken en over Zending spreken, richten onze blik en belangstelling zich als vanzelf bijna altijd op Ned.-Indië en dan nog wel meer in het bijzonder op Ned.-Oost-Indië. Nagenoeg onze geheele zendingsactie vinden wij daar geconcentreerd en waar onze krachten lang niet toereikend zijn om dit gebied eenigszins naar behooren te bezetten, zoodat wij uiterst dankbaar zijn moeten voor de hulp ons door zoovele vreemdelingen geboden, is de verleiding niet groot elders naar gelegenheid om onze zendingsactie te ontplooien te gaan zoeken. Een en ander heeft tengevolge, dat ook de belangstelling der zendingsgemeente in ons vaderland voor een zeer groot deel op Ned. Oost-Indië gericht is. Het kost reeds moeite genoeg om dit gansche terrein te overzien en in de zoozeer uiteenloopende toestanden en verhoudingen, waaronder onze Protestantsche zendingsarbeid. in de verschillende deelen ervan verricht wordt, eenigermate thuis te geraken.

Zonder enghartig te willen zijn — het begrip zending sluit immers reeds dadelijk alle enghartigheid buiten — mogen wij het elkander toch niet kwalijk nemen, dat wij er wat moeite mede hebben de wereldzending als een geheel binnen onzen gezichtskring te trekken, zoodat veel, dat in de zendingswereld buiten onze Koloniën voorvalt, ons ontgaat of weinig tot ons dóórdringt.

Een enkele maal kan het echter wel eens eisch worden den blik naar buiten te richten en ons met zendingsverschijnse-