Zoo ook wanneer wij den doop des geestes ontvangen, beginnen wij zondaars helder te schijnen voor deze wereld. Dan kunnen wij zelfs het licht dezer wereld worden.

Laten wij niet te spoedig ontmoedigd zijn door onze zwakheid. De zon heeft vele vlekken. Houdt zij daarom op licht te geven? Zoo moeten ook wij ons licht laten schijnen. Het is onze plicht te schijnen en dan zal Hij de vlekken wegnemen.

Wij laten nu enkele beelden betreffende het gebed vogen:

Ik zag wolken, die gevormd werden van de dampen, die uit de zee omhoog stegen. Ik dacht, dat omdat die dampen uit het zoute zeewater opstegen, de regen, die uit die wolken zou komen ook zout zou moeten zijn. Ik strekte mijn hand uit en ving eenige droppelen op, maar het regenwater was frisch en zoet. De zon had het zout in de zee achtergelaten. Zoo ook wanneer wij bidden rijzen er allerlei gedachten als dampen uit onze harten op. De Zon der Gerechtigheid laat Zijn licht schijnen op die dampen en al wat zondig is blijft achter. En uit deze wolken dalen stroomen van zegen op de wereld neder.

Eens zat ik op den oever eener rivier en zag hoe sommige visschen naar de oppervlakte kwamen en hun mond openden. Ik meende, dat zij dat deden om insecten of kleinere vischjes te vangen, maar iemand, die daar verstand van had, vertelde mij, dat deze visschen geregeld naar de oppervlakte moeten komen om lucht te krijgen, daar zij onder water niet voldoende kunnen ademhalen. Evenals deze visschen, moeten de Christenen af en toe uit hun dagelijksch werk opstijgen om in nauwere gemeenschap met God te komen, al kunnen zij ook temidden van dat werk tot op zekere hoogte voeling met Hem houden.

Toen ik op de stoomboot hierheen (naar Engeland) overkwam zeide een zeer geleerd man tot mij : „Gij stelt zeker wel belang in de sterren en planeten en in de plannen om te pogen contact met de bewoners van Mars te verkrijgen." Ik antwoordde: „Dat is heel belangrijk, maar Mars is millioenen mijlen van de aarde verwijderd. Gij zoudt wenschen daarheen een bericht te kunnen zenden; de Schepper van die planeet en van U zelf is dichter bij U, dan Uwe adem-