geweigerd hadden op deze stemmen te letten, zouden zij w.s. ten laatste ook de stem van Christus gehoord hebben. Het eigenaardige van die duivelsche stemmen is altijd — nog altijd is Soendar Singh zelf aan het woord — dat meest 99 % van hetgeen zij zeggen waarheid is en slechts I % leugen. Wanneer echter die 1 % leugen aangenomen wordt, wordt langzamerhand het percentage leugen ten koste van de waarheid verhoogd en zoo deze mensch op een dwaalweg geleid." Zoo is de Sadhoe' overtuigd, dat hetgeen hij in deze oogenblikken waarneemt, hem direct uit de hoogere geestelijke wereld wordt toegezonden. Hij verkeert in die oogenblikken met tal van hemelsche wezens, die hem allerlei mededeelingen doen. Hij wisselt van gedachten met hen, zonder te spreken, daar de gedachten overvloeien zonder dat er gesproken wordt.

In hoeverre ook voor ons aan hetgeen hem zoo meegedeeld wordt waarde moet worden toegekend voor de kennis eener hoogere wereld, is natuurlijk nooit met zekerheid uit te maken. De meeningen daaromtrent zullen wel steeds zeer uiteen, blijven loopen. Streeter en Apassamy zeggen daaromtrent o.a.: „De vorm van Soendar Singh's visioenen is verheven en geëigend, maar de graad van geestelijke waarheid, die zij ons brengen, haar waarde ai's geïnspireerde innerlijke aanschouwingen betreffende de natuur van onuitspreekbare werkelijkheden, haar waarde als openbaring, indien gij de kwestie zoo wenscht te stellen, hangt geheel at van de drie factoren, die haar inhoud bepalen (als zoodanig werden genoemd: 1. het verstandelijk, ethisch en godsdienstig inzicht van hem, die de visioenen heeft; 2. de mate, waarin de hoogste vermogens der ziel gericht zijn op het vraagstuk, dat het visioen poogt op te lossen; 3. de mate waarin de geheele persoonlijkheid in bewuste gemeenschap met God staat). Deze visioenen ontleenen haar waarde niet aan het feit, dat het visioenen zijn, maar daaraan, dat het de visioenen van dezen Sadhoe zijn; en dat niet alleen, omdat deze man een intuïtief genie heeft voor godsdienstige zaken en omdat hij een man des gebeds is, maar omdat hij in gedachte, woord en daad een consequent leven geleid heeft, dat in hem de persoonlijkheid tot een volmaakte eenheid ont-