heeft een lijst van twee a driehonderd geestelijke petekinderen. „Wanneer ik op mijn reizen ben, vind ik geen voldoenden tijd om voor hen te bidden", vertelt hij, „maar als ik in de Himalaya ben, dan krijgt ieder zijn beurt." Hij vertelde ook eens, dat hij acht jaren lang voor een bepaald persoon gebeden had, en dat het hem dikwijls voorkwam niets op te leveren, maar dat na acht jaren zijn gebed verhoord werd.

Onwillekeurig vraagt men zich gedurig af, wat de gevolgen van dit optreden zullen zijn. Zal er iets van overblijven voor de toekomst? Wij hebben reeds gezien, hoe hij er niets voor gevoelt een nieuwe orde of secte te stichten. Meer dan 400 jonge mannen hebben zich reeds aan hem aangeboden om zijn voorbeeld te volgen, maar in de meeste gevallen wijst hij hen af, bevreesd zijnde, dat het slechts opwinding is, die niet stand zal houden. Men heeft er bij hem ernstig op aangedrongen zich aan het hoofd eener school voor Christen-Sadhoe's te stellen. Hij wijst ook dit met beslistheid af. Gebouwen en organisaties rieken hem te veel naar het Westen. Mocht hij er nog eens toe komen iets van dien aard te doen, dan zal hij het doen op Oostersche wijze. Dan zou hij als een Indische goeroe vijf of- zes leerlingen uitzoeken om geheel zijn leven met hen te deelen. Zoo is het mogelijk, dat wij hier istaan voor het begin van een reeks Indische Christen-Sadhoe's. In een land, dat zoo open ligt voor een dergelijke wijze van prediking, zoüden de gevolgen onberekenbaar kunnen zijn.

Wij moeten afwachten. Het gevaar is niet gering, dat niet allen het ideaal zoo hoog zullen weten te houden als hun voorganger; de geestelijke gevaren voor hen, die tot zulk een leven geroepen worden, moet men vooral niet klein achten, maar wij kunnen de woorden onderschrijven, waarmede Streeter en Apassamy hun boek besluiten: „wanneer Soendar Singh de eerste mocht zijn van eeft reeks Sadhoe's en al bezaten deze maar de helft van zijne nederigheid en godsvrucht en van zijn inzicht in den geest van Christus -— dan zou het goed zijn voor Indië".

Nu kunnen wij niet nalaten dadelijk ook aan Nederlandsch-Indië te denken. Wij staan hier voor een minstens