School en Zending.

Door P. OOSTERLEE.

De menschheid valt van de eene overdrijving in de andere. Toen 150 jaar geleden de kerken getoond hadden, de haar toegedachte roeping om de wereld te overwinnen, zoo weinig te kunnen vervullen, dat Christiaan VII van Denemarken in ernst voorstellen kon, ze maar in korenschuren te veranderen, ontstond het bijgeloof in de almacht der school. Als maar het onderwijs werd hervormd, meende Leibniz, zou de menschheid wel worden vernieuwd, zou de erfzonde, verzekerde Salzmann, wel met wortel en tak worden uitge-, roeid, zouden de gevangenissen, voorspelde Opzoomer, als nu reeds pijnbanken en tongschroeven, zwijgend verkondigen, welk een macht der duisternis onwetendheid wel is. De eeuw van dat bijgeloof, waarin wijlen prof. Moll, onze kerkhistoricus, een bewijs zag van zedelijk verval, is nog steeds niet ten einde. Friedrich Paulsen heeft voor velen tevergeefs aangetoond, welk een illusie het is, te gelooven, dat wie de jeugd heeft, daarmee in staat is, de toekomst in gewenschte banen te leiden. Nog altijd toch is de school het manusje van alles! Kent het volk geen schoonheidsontroering, dan bestaat er, spot Arthur Bonus, één afdoend middel om die te voorschijn te roepen,, „trek op het leerplan der school een uur uit voor aesthetische ontwikkeling". Blijven nog altijd jaar in en jaar uit Ln het bosch eetbare paddestoelen bij millioenen ongebruikt, de school onderwijze mycologie. Kon bij betere verzorging de opbrengst onzer boomgaarden heel wat hooger zijn, dan ze is, les in fruitteelt geeft baat. De tuchteloosheid der straatjeugd gaat alle perken te buiten: de onderwijzers moesten in dezen wat beter hun roeping verstaan. Bij een brand in kerk of theater doodt de paniek er meer dan het vuur. Waarom worden de kinderen er niet in getraind, hoe ze in een minimum van tijd een gebouw moeten ontruimen, zonder dat er ongelukken gebeuren? Ons