nen alleen nog oordeelen over de klasse, die in 1916 en die welke in 1918 de school verliet. Van de 24 in dienst getreden onderwijzers moesten twee worden ontslagen om een misstap, die althans voor een hunner van zoodanigen aard is, dat het niet uitgesloten is, dat hij na een tweetal jaren weer in dienst kan treden, wanneer hij zich in dien tijd goed gedraagt. Een werd ontslagen omdat hij door zijn slap karakter de zaken in de war bracht, en ook aan heidensche praktijken meedeed. En twee vroegen van hun werk ontheven te -vyorden, omdat zij zeiven voelden, dat zij niet tegen hun taak waren opgewassen. Over de overigen mogen wij tevreden zijn, en ook de jongste ploeg belooft veel goeds, zoodat wij mogen hopen, dat onder Gods zegen, de kweekschool beeft medegewerkt, en zal medewerken om Gods koninkrijk onder dit volk te doen komen.

(Overgenomen uit de „brieven").