vorsten en hoogwaardigheidsbekleders, beter was dan de tegenwoordige, omdat het toen slechts op gezette tijden verdrukt werd en Kromo thans van zonsop- tot zonsondergang leeft onder het oog van fabrieksopzichters, die voor het meerendeel wreed en ruw zijn. Er was een tijd, dat de Indische bevolking geen gebrek had aan onderwijs in uiterlijke beschaving en dat het godsdienstonderwijs een hoogen trap van ontwikkeling had bereikt. Maar na de komgt der O.-I. Compagnie werden Europeesche voortbrengselen ingevoerd en werd zoetjesaan de behoefte aan die producten geboren, zoodat o.a. de Indische weefkunst in het gedrang kwam. Na den aanleg van de eerste spoorlijn, Semarang—Vorstenlanden, verrezen aan die lijn fabrieken, de sawahs vielen in handen dier fabrieken, zoodat zij, die de bron hunner inkomsten zagen verdwijnen, genoodzaakt waren dienst te nemen bij de fabrieken.

In „Oetoesan Hindia" van 7 Maart komt de Redactie op tegen de meening van S. Hardjodibroto, die het afkeurde, dat op het te Djokja gehouden Mohamindijah Congres de bestuursleden en sprekers in Javaansche kleederdracht waren verschenen. Hij zou de voorkeur hebben gegeven aan de Arabische kleeding, als teeken van het hadjischap. In het nummer van 9 Maart zegt „Santri Pondok", dat het uiterlijk niets te maken heeft met de vereering van den profeet. Er zijn genoeg h a d j i 's, die zich niet houden aan de wetten van den profeet en bij wie het hadji-kleed alleen dient als dekmantel hunner kwade praktijken. In het volgend nummer betuigt de redactie haar instemming met dit betoog. Zij voor zich is van oordeel, dat het veel beter ware een jas en broek en hoed te dragen als teeken van internationale beschaving.

In „Darmo Kondo" van 19 Febr. maakt R. P. Sosrokoesoemo er melding van, dat de Mohammedaansche godsdienst op Java sterk achteruitgaat. Hij wijt dit voor een deel aan het Arabische karakterschrift, dat door velen niet gekend wordt. Voor hun godsdienst bestaan ook geen pandita's en padri's. De Islam toch legt aan zijn belijders de verplichting op, de Mohammedaansche leer en het Evangelie te kennen, opdat ze in staat zijn den godsdienst