van de Semarangsche communisten, naar aanleiding van d e plannen tot uitzending van Duitsche o n d e r w ij z e r s, dat hij er zich voorloopig nog wel bij neer kan leggen, dat de Hollanders Indië in bezit hebben, want dat is nu eenmaal 's werelds loop, maar hij gaat heelemaal niet accoord met het laten komen van vreemdelingen, omdat velen hunner Indië geen heil brengen wegens gebrek aan kennis van land en volk en velen zich tegenover land en volk niet liefdadig betoonen, maar alleen komen om geld te zoeken. Geheel anders staat het met de inlanders, die in het eigen land arbeiden; zij doen goed voor land en volk om hun nakomelingen ten voorbeeld te zijn. De Duitschers, die in verband met de duurte in eigen land naar Indië willen komen, worden geen kameraden van de inlanders, maar concurrenten, de verdeel- en heerschpol'itiek wordt er mee vergroot en het imperialisme, zoodat Indië nog moeilijker tot vrijheid zal kunnen komen. Ook om finantieele redenen is schrijver tegen het laten uitkomen van vreemde krachten. Het N.I.G. drijft de traktementen der onderwijzers op ten koste van Indië. Volgens de nieuwe regeling zal een onderwijzer met hoofdakte ƒ 900.— tot ƒ1100.— krijgen, terwijl een (inl.) onderwijzer van de hoogere kweekschool maar ƒ 120.:— tot ƒ 300.— ontvangt. Waarom verbetert de Regeering die traktementen van de onderwijzers der kweekscholen niet, opdat zij in dienst blijven en er liefhebberij komt om onderwijzer te worden?

Verder komt schrijver op tegen het feit, dat de traktementen van de onderwijzers der Chineesche kweekschool hooger zijn dan die van de inlandsche. Hij erkent, dat Indië nog krachten van buiten noodig heeft, maar niet voor de lagere scholen, alleen voor de kweekscholen en hoogere scholen; overigens moesten de kweekscholen, rechtsscholen en middelbare Scholen worden vermeerderd.

In hetzelfde blad van 1 Maart klaagt S., dat de Regeering, die al zoo dikwijls om onderwijs gevraagd is, het toch niet geeft en geeft hij den raad zelf scholen op te richten, zooals de Chineezen doen.

Ook wordt over de schoolkwestie in Si p i rok het volgende gezegd: „Eenigen tijd geleden werd. in het