gevat; ook al doet die werkelijkheid zich toch zoo pijnlijk gevoelen? — En hierin bestaat het optimisme van den Christen imimers niet, dat hij de werkelijkheid voorbijziet.

Een zendeling wordt uitgenoodigd te spreken in de een of andere plaats. Hij geeft grepen uit zijn arbeid; tracht de belangstelling der gemeente te wekken en haar tot steun aan te sporen. Wélk is het motief dat hij daarbij aanvoert? Meestal is het, kortweg gezegd, dit: „De liefde van Christus dringt ons". Wij Christenen hebben in Jezus Christus zulk een rijkdom ontvangen. Laat ons 1111 toch niet verzuimen iets van dien rijkdom, veel van dien rijkdom, door te geven, — zooals de term luidt.

Ik stel voorop, dat dit het motief moet blijven. Maar: in vele gevallen werkt het niet. Het woord, zóó gesproken. grijpt niet in het leven van de hoorders in. Omdat het met den werkelijken toestand der gemeenten te weinig rekening houdt. Waarheid is, dat (in het algemeen gesproken) in onze gemeenten van den rijkdom, dien Christus aanbrengt, dikwijls bitter weinig beseft wordt. Op de Utrechtsche Predikantenvergadering van dit jaar werd door dr. Fokkema een referaat gehouden over: „De Predikant en de Zending". Aan de discussie namen vele collega's deel. En het trof mij, dat menigeen kwam tot deze conclusie: Onze gemeenten doen lang niet genoeg voor de Zending. Dat is mede onze schuld. Maar het komt ook, doordat die gemeenten geestelijk niet op het peil staan, waarop zij behooren te staan. Daarom is het zoo moeilijk om belangstelling te wekken en vooral om die belangstelling wakker te houden!

Een collega, behoorende tot de „Gereformeerden" in onze kerk, zei mij, dat hij niet veel aan zending deed. Wat natuurlijk in geen geval te verontschuldigen is. Maar ik vestig de aandacht op wat hij er aan toevoegde: „De arbeid in mijn eigen gemeente is voor een goed deel zendingsarbeid!" Menig collega, ook van andere richting, ook onder hen die wèl aan zending doen, spreekt in denzelfden geest als hij het over zijne gemeente heeft.

Is dat zoo, dan mag daarmee bij de „zendingsopvoeding" wel terdege rekening worden gehouden. Vele gemeenten — in haar geheel genomen; en het goede wat er is niet te na