kwistende wijze slametans te geven. Ook in Menes (Bantam) zou men tot hetzelfde hebben besloten.

In „Sri Djojobojo" van 12 Mei wijst Tj. Prawiro in een hoofartikel er op dat de Islamieten meevoelen met het wel en wee van Turkije, niet omdat ze zich onder dat rijk gevoelen maar omdat het een rijk is van Islamieten en er op die manier broederschapsgevoelens bestaan. Om de verdiensten van den Islam toe te lichten haalt schrijver d e p o e a s a aan, die volgens de geboden van den Islam moet worden in acht genomen. Maar hoogstens een derde van de zich Mohammedaan noemenden neemt z.i. de poeasa waar. Ken der redenen daarvan is, dat men er de juiste beteekenis niet van weet. Men noemt het moeilijk, maar zoo moeilijk is het niet, gevaar bestaat er niet bij ! De geleerden zeggen, dat mlen een gevoel van honger moet kweeken om er aan te denken, dat anderen honger lijden in werkelijkheid en dat men hen moet helpen. Een andere reden, dat de poeasa in onbruik raakt is het kapitalisme, vele Islamieten zijn er werktuigen van geworden en vergeten nu, dat de Islam zegt, dat men streven moet naar winsten om die ten bate van den godsdienst te benutten en ze benutten ze ten eigen bate en vergeten den godsdienst.

Tondoskoesoemi noemt in „Darmo-Kondo" van 4 Juni, een motie door den P. G. H. B. (Bond van N.-Ind. Onderwijzers) op het jongste congres te Bandoeng aangenomen over de beperking van het aantal lesuren voor de Inl. talen op de H. I. S., het doodvonnis over het Javaans c h e volk. De motie zou gegrond zijn op de overweging, dat de leerlingen van de H. I. S. zich thuis toch van hun moedertaal bedienen, doch dat is alleen waar, wanneer de ouders en familieleden toevallig geen Hollandsch verstaan, begrijpen ze een beetje Hollandsch, dan willen ze er zich bijzonder op gaan toeleggen. Alleen met de bedienden spreekt men Javaansch, zoodat de Javaansche taal een lage positie zal gaan innemen. In de meeste gevallen hebben die leerlingen dan geen liefde voor de Javaansche taal, litteratuur, zang en muziek, maar wel voor dat alles op gebied van het Hollandsch. Schrijver zet dan verder uiteen hoe bedenkelijk dat is voor het volksbewustzijn en toont aan,