Nieuw-Guinee kwam in trek bij de natuuronderzoekers. In 1872 verschenen er de Italianen d'Albertis en Beccari. Van den laatste is het oordeel over Nieuw-Guinee bekend: „c'est un pays trés intéressant pour un naturaliste, mais pour le reste . . . rien."

In hetzelfde jaar verscheen op doorreis naar het niet-Nederlandsche gedeelte van Nieuw-Guinee de „Isounrood' . een groot Russisch oorlogsschip, dat den geleerde Dr Miklucho Maclay moest halen, die op dat gedeelte van Nieuw-Guinee onderzoekingen gedaan had. Haga vermeldt, dat de „Isounrood" bij terugkomst op Ternate, 80 zieken aan boord had op de 200 man sterke equipage.

Ook kwam de Dassoon weer om den onderzoekingstocht des vorigen jaars te vervolgen. Nu was de heer Coorengel, oud-res. van Timor, commissaris.

Zijn oordeel over de resultaten van 17-jarigen zendingsarbeid was zeer afbrekend. Hij prees den Mohammedaanschen invloed op West-Nieuw-Guinee hoog boven dien der Christelijke Zending in de Geelvinks-Baai.

Haga en Robidé v. d. Aa 1 ) nemen het in hun boeken voor de Zending op. Mijn vader schrijft dienaangaande het volgende: „Roemt de heer Coorengel de vriendelijke, meestal voegzaam gekleede Papoea's van het door hem bezochte gedeelte der Westkust, die zonder zendelingen een zekere mate van beschaving hadden verkregen, en wijst hij op het nuttelooze van den 17-jarigen arbeid der zendelingen, door deze geroemde Papoea's tegenover de „barbaren uit de GeelvinksBaai" te plaatsen, dan moet ik bekennen, dat wat ik van die onder den invloed der Mohammedanen gewekte beschaving gehoord en gezien heb, waarlijk geen benijdenswaardige toestand is. Dat zij wat dieper buigen en wat meer sembah's maken voor een groot Heer, kan wel zijn, maar dit beteekent bitter weinig. Roof en moord heerschen op de Westkust niet minder, ja veel erger nog dan in de Geelvinks-Baai. De gevaarlijkste streken zijn juist die, welke in de nabijheid van Salawatti gelegen zijn, waar de Mohammedaansche „goed gekleede beschaafde radja van die plaats een treurige ver-

1 ) Reizen naar Nederlandsch Nieuw-Guinee, door P. J. B. C. Robidé v. d. Aa, blz. 207, voetnoot.