neer zij eenmaal Christen zijn geworden, hij als dan zal zorgen, dat zij van alle drukkende belasting en knevelarij van de Mohammedaansche Hoofden zullen worden gevrijwaard, daar zij in hun nieuwen staat geheel onafhankelijk zouden zijn van de Mohammedanen. Tevens gaf hij den Gouverneur van de Molukken in overweging of het in het belang der bekeering niet raadzaam zijn zoude:

a. om te bepalen, dat de bekeering van de Alfoeren van Boeroe in den aanvang slechts uit een naambekeering zal geschieden, evenals zulks in vroegere eeuwen met de Amboneezen en nader met de Menadoneezen heeft plaats gehad;

b. om vooreerst een of twee schoolmeesters ter beschikking van den Opziener te stellen, teneinde op het z.g. achterland (Zuidkust) onder de massa Alfoeren te worden geplaatst, om die menschen welke overeenkomstig a zullen worden gedoopt, alsmede de Alfoersche kinderen en anderen, die Christen zouden willen worden en genegen zijn om het godsdienstig onderricht te ontvangen, op een voorzichtige wijze en onder toezicht van den Opziener in de Evangeliƫn te onderwijzen;

c. om den leeraar die zich van tijd tot tijd naar Boeroe zal begeven te machtigen om op verzoek van den Opziener aan zoodanige personen, die aan den Opziener vrijwillig hun verlangen te kennen gegeven hebben om Christen te worden, den H. Doop toe te dienen, zonder eenig onderzoek te doen of zij al of niet bekend zijn met den Christelijken godsdienst.

Later deelt hij mede niets van het verhandelde te vernemen, zoodat hij bang is, dat de zaak van de bekeering der Alfoeren schipbreuk lijdt, temeer omdat hij een grievend standje van den Gouverneur heeft gekregen, omdat hij uit het oog heeft verloren, dat de bekeering een kerkelijke zaak is, en zijn inzichten in strijd zijn met de inzichten van die instelling.

In een verdere toelichting werkt de Fretes zijn meening breeder uit; hij meent, dat het beslist noodig is, niet om Hoofden aan te stellen over de Christenen, maar om de Mohammedaansche Hoofden eenvoudig weg te sturen. Daartoe zou hij al dadelijk willen overgaan, omdat anders het bekeeringswerk in gevaar komt, en zegt dan: ook uit den aard der plaatselijke aangelegenheden is het wenschelijk om de leiding van het bekee-