goeroe na het bezoek van Picauly, maar dat wordt als geheel vruchteloos geschetst door de domheid en de wederspanningheid der bevolking. Maar, voegt de berichtgever daarbij: God wou de Masarete van Boeroe toch niet overlaten aan de machten der duisternis, maar leidde het er langzamerhand henen, dat het volk onderworpen werd aan de barmhartige macht van den Goeden Herder!

Nu komen wij aan wat de christianiseering van Boeroe onmiddellijk vooraf gegaan is. Er kwamen in de Masarete drie Ambonsche handelaren, godsdienstige mannen, zooals men die aantreft onder de Amboneezen. Zij worden met name genoemd: Simon Johannes en de gebroeders Pieter en Joachim van de Kloord (ik weet niet of deze naam juist is, mijn berichtgever schreef hem aldus). Deze drie hebben langen tijd op Boeroe vertoefd. Het waren handelaren geweest, die van jaar tot jaar hierheen reisden en daardoor invloed op de bevolking kregen. Zij vierden meermalen het Kerstfeest en het Nieuwjaarsfeest op Boeroe, natuurlijk op de, een weinig luidruchtige Ambonsche manier, en noodigden daarbij ook de Boeroeneezen. Zij riepen zoowel mannen als vrouwen om bij het feest te komen eten en vertelden het Evangelie. Zij trachtten ook de menschen te bewegen Christen te worden en probeerden de lieden ertoe te bewegen aan hen hun kinderen mee te geven naar Ambon om daar op school te gaan. (Dit was dikwerf niet heelemaal onbaatzuchtig, aangezien zulke kinderen dan allerlei huiselijke diensten moesten bewijzen in ruil voor de opvoeding en op die manier een soort van goedkoope bedienden vormden.) En zij deden meer, zij zetten de bevolking óp tegen hun Mohammedaansche onderdrukkers, de hoofden van Kajelie, en lieten hen zien, hoezeer zij als honden door dezen vertrapt werden. Zij spraken er over hoe heerlijk het zou zijn, als zij van die onderdrukking bevrijd waren en Christenen werden onder eigen hoofden.

De meest op den voorgrond tredende van die mannen was Simon Johannes. Deze schijnt zeer sterk getroffen te zijn door den treurigen toestand, waarin de menschen verkeerden, welke grootendeels toe te schrijven was aan de niet ophoudende afpersingen door de Mohammedaansche hoofden. De Boeroenees is niet flink, eerder bang, zoodat hij zich alles