te doopen, zonder hen daarom als lidmaat te beschouwen.

De heer Hendriks beschrijft dan in zijn mededeeling aan het Bestuur, op welke wijze op Boeroe gearbeid is, en hoe de H. Doop is toegediend, maar hij voegt dan daaraan toe, dat hij niet weet of de hier gevolgde weg wel de juiste was om het Koninkrijk Gods uit te breiden. Toch beveelt hij zeer aan het werk hier aan te vangen.

De heer Van Baarda heeft ook wel zijn bezwaren, o.a. dat er veel polygamie heerscht. Er zijn mannen met wel vier of vijf vrouwen, en omdat men het moeilijk vond die polygamie eerst op te ruimen bij den algemeenen aandrang tot overgang, heeft men haar voorloopig maar laten bestaan. Meer dan gedoopt heidendom is het dan ook nog nergens. Maar toch slaat hij dit zeer boog aan, omdat nu toch de deur open is en men bereidwilligheid vindt om naar het Evangelie te luisteren.

Hij adviseerde dan ook sterk om gebruik te maken van de Christianisatie, die plaats gehad had, was het niet d i t geslacht dat de werking van het Evangelie onderging, dan toch zouden volgende geslachten die ervaren. Er moest dus zoo spoedig mogelijk gearbeid worden, en kon Hendriks genoeg goeroe's vinden, dan zou hij er een vruchtbaar arbeidsveld hebben. Maar hij ried ook aan niet te lang te wachten met het nemen van een besluit met het oog op het Mohammedanisme, dat zeker ook van de gelegenheid en de beweging der geesten gebruik zou maken om zich uit te breiden! Is dat er eenmaal, dan is het moeilijk weer terug te dringen, zooals hij gezien had in de kampongs Namrole en Wamsisi.

Na afloop van deze reis ging Van Baarda terug naar Halmahera en Hendriks ging naar Ambon om daar de beslissing van het bestuur der U. Z. V. af te wachten. Dat wachten duurde nog al lang, niet omdat het Bestuur langzaam was in zijn beslissing, maar omdat men den toestand niet goed begrepen had, zooals wij reeds mededeelden. Nadat men wist, dat men zich uitsluitend tot Ds Offerhaus moest wenden, was de zaak spoedig in orde. Men vond dien gaarne bereid den arbeid aan de U.Z. V. over te geven, en dus volgde nu de mededeeling, dat de tractementen der goeroe's na Jan. 1887 niet meer door de Ambonsche kerk zouden betaald worden, en het werk daarna geheel voor rekening van de U. Z. V. kwam.